Een flink bijenvolk bestaat in de zomer uit 50.000 werkbijen (vrouwelijke bijen), 1 koningin, en enkele honderden darren (mannelijke bijen zonder angel).
In de winter bestaat het volk uit 1 koningin en zo'n 20.000 werkbijen.
Een koningin kan in het hoogseizoen wel tot 2000 eitjes per dag leggen en 5 jaar oud worden.
Een werkbij wordt in het seizoen 6 weken oud en kan in de winter 5 maanden oud worden.
De darren leven een paar maanden en worden dan de kast uitgewerkt.
De ontwikkeling van ei tot bij duurt bij een koningin 16 dagen, een werkbij 21 dagen en een dar 24 dagen.
De werksterbijen produceren zelf de was voor het bouwen van de honingraten.
Ze zweten minuscuul kleine wasschilfertjes uit via de wasklieren in hun achterlijf.
De temperatuur in de kast moet 's zomers rond de 35° zijn om het broed warm te houden, in de winter is het tussen de 15° en 25°, behalve als er broed is, dan moet het ook 35° zijn.
Om die reden verbruiken de bijen - wat je niet zou denken- 's winters als het vriest aanzienlijk minder honing van hun voorraad dan als het een zachte winter is.
Een bij kan haar eigen gewicht aan nectar en stuifmeel dragen en vliegen met een gemiddelde snelheid van 40km/uur.
Haar actieradius is daarbij 3km.
Bijen moeten voor het verzamelen van 1 potje honing 40.000 km vliegen, dat is eenmaal de aarde rond. Er is ongeveer 3 kg nectar nodig voor 1 kg honing.
Een bijenvolk verbruikt gemiddeld zo'n 20 kg stuifmeel per jaar, 120 kg nectar, 25 liter water en 100 gram propolis.